
Wet opheffing Visserijschap en Bedrijfschap voor de Groothandel in Vis en Aanverwante Bedrijven
Artikel 5
1
De opheffing van het Visserijschap en het Bedrijfschap voor de Groothandel in Vis en Aanverwante Bedrijven tast de rechtskracht van de door deze lichamen wettig opgelegde heffingsaanslagen niet aan.
2
Bij de inning van nog niet betaalde heffingsaanslagen van het Visserijschap respectievelijk het Bedrijfschap voor de Groothandel in Vis en Aanverwante Bedrijven oefent de voorzitter van het Produktschap voor Vis en Visprodukten zonodig de in artikel 127 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie aan de voorzitter van het Visserijschap respectievelijk het Bedrijfschap voor de Groothandel in Vis en Aanverwante Bedrijven toegekende bevoegdheden uit.
3
Het produktschap kan, voorzover dit ter voldoening van de schulden van het Visserijschap respectievelijk het Bedrijfschap voor de Groothandel in Vis en Aanverwante Bedrijven noodzakelijk is, bij verordening aan de ondernemers in het betrokken deel van het bedrijfsleven die over het jaar 1988 heffing verschuldigd waren, een heffing opleggen volgens dezelfde maatstaven als in voormeld jaar werden toegepast. De verordening behoeft de goedkeuring van de Sociaal-Economische Raad.
4
Ten aanzien van een heffingsverordening als in het derde lid bedoeld en de krachtens die verordening opgelegde aanslagen, zijn de artikelen 126, 127 en 127a van de Wet op de Bedrijfsorganisatie van overeenkomstige toepassing.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.